Categorieën
Woordbaak

Waar komt ‘ladderzat’ vandaan?

Ladderzat betekent ‘zeer dronken’. Het eerste deel van de samenstelling heeft, net als bijvoorbeeld in straalbezopen, stomdronken en apezat, een versterkend effect.

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt in 1911 een werkwoord ladderen, dat in de studententaal van toen ‘iemand op een ladder thuisbrengen’ betekent. Iemand die ladderzat is, is dus iemand die zo dronken is dat hij niet meer op zijn benen kan staan en met behulp van een ladder thuisgebracht moet worden. Ladderzat kan dan een samenstelling van de stam van het werkwoord ladderen en het bijvoeglijk naamwoord zat ‘dronken’ zijn.

Bezwaar

Een bezwaar tegen deze theorie komt van de taalkundige Nicoline van der Sijs in haar proefschrift Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen (2001, tweede druk 2002). In tegenstelling tot woorden als stomdronken en straalbezopen is ladderzat een betrekkelijk jong woord. Als oudste datering geeft Van der Sijs 1984 op, het jaar dat het woord voor het eerst in de Grote Van Dale verschijnt. En in 1984 bestond die gewoonte om stomdronken studenten met een ladder te transporteren allang niet meer, betoogt Van der Sijs.

Oudste datering

Niettemin zijn er bewijzen dat ladderzat ouder moet zijn dan 1984. In het corpus van het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) vinden we al twee vindplaatsen uit 1980, in boeken van Anja Meulenbelt en Gerrit Komrij. Vermoedelijk is ladderzat nog veel ouder dan 1980. Mocht u een oudere vindplaats op het spoor komen, dan horen wij dat graag. Hoe ouder de oudste vindplaats van ladderzat, hoe waarschijnlijker de theorie wordt dat het eerste lid van de samenstelling teruggaat op het werkwoord ladderen, dat aan het begin van de twintigste eeuw in studentenkringen gebruikt werd.